brandschoon
brandschoon - Bijvoeglijk naamwoord 1. (intensief) geheel schoon Woordherkomst samenstelling van brand en schoon
Nederlandstalige WikiWoordenboek
brandschoon - Bijvoeglijk naamwoord 1. (intensief) geheel schoon Woordherkomst samenstelling van brand en schoon
Geschreven door Dr. E. Schröder, 1980
De oorsprong van dit woord herkent men nog in de uitdrukking: die vrouw is zo schoon (of: zo helder) als een brand. Uit het lidwoord ‘een’ blijkt dat wij te maken hebben met een zelfstandig naamwoord. Inderdaad is brand in het Middelnederlands een zeer gebruikelijk woord voor: zwaard. Zeker is het verwant met het gewone werkwoord brande...
De Oosthoek is een Nederlandse encyclopedie die in verschillende uitvoeringen is verschenen
brandschoon - bn., volmaakt helder, geheel schoon: — linnengoed; (fig.) geheel nuchter: de automobilisten waren niet allen —.
Nederlands woordenboek (7e druk)
bn., volmaakt helder, geheel schoon: brandschoon linnegoed; (fig.) geheel nuchter: op Maandag zijn de werklieden niet allen brandschoon.
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
BRANDSCHOON, bn. buitengewoon schoon, zindelijk: brandschoon linnengoed; — (fig.) op Maandag zijn de werklieden niet allen brandschoon, nuchter, vrij van sterken drank.
Gerelateerde zoekopdrachten