Wat is de betekenis van Bosje?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bosje

bosje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord bos

2024-04-27
Jargon & Slang van Soldaten

Marc De Coster (2017)

Bosje

Bosje - bataljon (Ned.-Indië). Hij is van het zoveelste bosje. Omstreeks 1900.

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bosje

bosje - zelfstandig naamwoord uitspraak: bos-je 1. kleine bos ♢ hij zwaaide met een bosje bankbiljetten 2. klein bos ♢ we wandelden door het bosje langs de rivier 3...

2024-04-27
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

bosje

bosje - Wordt gebruikt voor boomrijke gebieden, meestal begroeid met bomen van hetzelfde soort die daar van nature groeien of zijn aangeplant, en meestal vrijwel zonder kreupelhout; minder uitgestrekt dan 'wouden'.

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bosje

I. o. (-s), 1. kleine bos, bundeltje (zie verder bij Bos (I)); 2. (sig.) onafgewerkte sigaar : een bundeltje binnengoed in een omblad gewikkeld, zonder dekblad. II. o. (-s), klein bos ; stuk grond met kreupelhout begroeid ; groep struiken; — (gew.) om de bosjes lopen, heimelijk de school verzuimen, vgl. achter de haag lopen, (ook) het werk...

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Bosje

BOSJE, o. (-s), kleine bos, bundeltje: een bosje touw; een bosje scharren, sprot; een bosje haar; — inz. onafgewerkte sigaar: een bundeltje binnengoed in een omblad gewikkeld, zonder dekblad.