bosje
bosje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord bos
Wiktionary (2019)
bosje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord bos
Muiswerk Educatief (2017)
bosje - zelfstandig naamwoord uitspraak: bos-je 1. kleine bos ♢ hij zwaaide met een bosje bankbiljetten 2. klein bos ♢ we wandelden door het bosje langs de rivier 3...
Getty Research Institute (1990)
bosje - Wordt gebruikt voor boomrijke gebieden, meestal begroeid met bomen van hetzelfde soort die daar van nature groeien of zijn aangeplant, en meestal vrijwel zonder kreupelhout; minder uitgestrekt dan 'wouden'.
Van Dale Uitgevers (1950)
I. o. (-s), 1. kleine bos, bundeltje (zie verder bij Bos (I)); 2. (sig.) onafgewerkte sigaar : een bundeltje binnengoed in een omblad gewikkeld, zonder dekblad. II. o. (-s), klein bos ; stuk grond met kreupelhout begroeid ; groep struiken; — (gew.) om de bosjes lopen, heimelijk de school verzuimen, vgl. achter de haag lopen, (ook) het werk...
J.H. van Dale (1898)
BOSJE, o. (-s), kleine bos, bundeltje: een bosje touw; een bosje scharren, sprot; een bosje haar; — inz. onafgewerkte sigaar: een bundeltje binnengoed in een omblad gewikkeld, zonder dekblad.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: