Wat is de betekenis van borrelen?

2023-06-10
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

borrelen

borrelen - Werkwoord 1. (inerg) van vloeistoffen zich bewegen door het opstijgen van vele gasbelletjes De geopende fles borrelde even heftig en kwam daarna tot rust. 2. (inerg) met elkaar een drankje or meer nuttigen Ze zaten gezellig te borrelen...

Lees verder
2023-06-10
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

borrelen

borrelen - regelmatig werkwoord uitspraak: bor-re-len 1. het geluid maken van opstijgende luchtbellen ♢ als het water borrelt, kookt het 2. alcoholische drankjes drinken ♢ voor het eten gaan we...

Lees verder
2023-06-10
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Borrelen

v.; (bobbelen), buorrelje, boarrelje, burrelje, brobbelje, bûl(g)je, buol(g)je, bobbelje; (borrels drinken) buorrelje, boarrelje, pimpelje, sûpe, seupelje, slokjedrinke, priuwe.

Direct toegang tot alle 8 resultaten over borrelen?

Word nu vriend van Ensie
2023-06-10
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Borrelen

(borrelde, heeft geborreld), 1. (van vloeistoffen) door opstijgende damp- of gasbellen in bewegingzijn, bobbelen; ook fig. 2. al bobbelende naar boven, voor den dag komen; fig. opstijgen (uit het hart). 3. borrels drinken, sterke drank gebruiken vóór het middageten: hij zat te borrelen; gewoonlijk kwamen zijn vrienden bij hem borre...

Lees verder
2023-06-10
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

borrelen

borrelde, h. geborreld (1 borrels drinken inz. vóór het middagmaal; bitteren; 2 van vloeistoffen: opwellen, bobbelen, luchtblaasjes vertonen): 1. ‘s voormiddags geregeld borrelen; 2. het water kookt en borrelt.

Lees verder
2023-06-10
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

borrelen

(borrelde, heeft geborreld) 1. borrels drinken: zij hebben de hele avond geborreld. 2. opwellen: het -d water. 3. uit het hart opstijgen: uit het hart borrelt een liefdezang.

Lees verder
2023-06-10
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Borrelen

(borrelde, heeft geborreld), 1. (van vloeistoffen) door opstijgende damp- of gasbellen in beweging zijn, bobbelen; ook fig.; 2. al bobbelende naar boven, voor de dag komen; (fig.) opstijgen (uit het hart); 3. borrels drinken, sterke drank gebruiken, m.n. vóór de warme maaltijd: hij zat te borrelen; gewoonlijk kwamen zijn vrienden bi...

Lees verder
2023-06-10
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Borrelen

BORRELEN, (borrelde, heeft geborreld), sterken drank gebruiken vóór het middageten: — hij zat te borrelen, dronk van tijd tot tijd en recht op zijn gemak zijn borrel; — gewoonlijk kwamen zijne vrienden bij hem borrelen, een of meer borrels drinken, waarbij zij gezellig over allerlei zaken praatten; — jij borrelt te...

Lees verder