Wat is de betekenis van border?

2024-05-01
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

border

(zelfstandig naamwoord) [tuin] randperk, plantenstrook, plantenrand - Het gazon wordt omzoomd door een randperk met prachtige planten en bloemen. [ict] rand, omranding, kader - Een verplicht invuldveld krijgt een geel of rood kader als je probeert op te slaan terwijl dat nog leeg is.

2024-05-01
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

border

border - Zelfstandignaamwoord 1. de rand van een tuin waar bloemen en struiken in staan Woordherkomst uit het engels

2024-05-01
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

border

border - zelfstandig naamwoord uitspraak: bor-der 1. stuk grond langs de kant, waarin planten of bloemen staan ♢ naast het terras werd een border aangelegd Zelfstandig naamwoord: bor-der de border ...

2024-05-01
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Border

bloemperk; tuinperk

2024-05-01
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Border

een smal bloembed of rand van bloemen of heesters langs een weg of huismuur of tuinafgrenzing.

2024-05-01
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Border

strook tuingrond met bloemen beplant.

2024-05-01
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Border

De b.. die in Engeland in het begin van deze eeuw is ontstaan, is een strook grond in park of tuin, gewoonlijk met een pad of gazon aan de voorzijde en een heg of muur als achtergrond, volgeplant met vaste planten, zodanig dat kleur, hoogte en bloeitijden een harmonieus geheel er van maken. Soms wordt in één kleur (rood, blauw, enz.)...

2024-05-01
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Border

staan, liggen, lopen, varen langs; omboorden, omranden, omzomen, afzetten, omgeven, zetten langs, boordplanken aanbrengen op, aanhalen [zeil], binnen boord halen, instoppen [kind in bed].

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-05-01
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Border

I rand, kant, zoom; grens (streek); II omranden, omzomen, begrenzen; III grenzen; border on of upon, grenzen aan.