Wat is de betekenis van Boomklerk?

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Boomklerk

v. (-en), (Ind.) kantoorbediende die de vereiste verklaringen voor de in- en uitgaande rechten der binnen- of aan de boom komende schepen doet.

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Boomklerk

BOOMKLERK, m. (-en), (Ind.) kantoorbediende die de vereischte verklaringen voor de in- en uitgaande rechten der binnen- of aan den boom komende schepen doet.

2025-07-15
Zeemans woordenboek

Jacob van Lennep (1865)

Boomklerk

z.n.m. - Koopmansbediende, die voor zijn kantoor de verklaringen voor de In- en Uitgaande Rechten der binnen- of aan den Boom komende schepen doet.

Gerelateerde zoekopdrachten