Wat is de betekenis van Boomeek?

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Boomeek

v., (gew.) boomschors van de eik.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Boomeek

BOOMEEK, v. (gew.) boomschors van den eik; ...EEND, v. (-en), eene soort van wilde eend; ...ENT, v.; ...ENTER, m. (-s), die boomen ent; ...ENTERIJ, v. het enten van boomen.