Wat is de betekenis van bonten?

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bonten

bonten - Bijvoeglijk naamwoord 1. van bont gemaakt Haar prachtige bonten muts werd met verf bespoten. Woordherkomst Afgeleid van bont met het achtervoegsel -en

2024-04-29
Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Bonten

Govert; geb. Dordrecht, ged. 4 september 1795, overl. Dordrecht, begr. 3 augustus 1833. Woonde en werkte in die stad, beroep boekhandelaar. Stond in 1819 vermeld als ‘kunstliefhebber’. Aquarelleerde uit liefhebberij.Tentoonstelling te Dordrecht in 1819: stil water met schepen (in waterverf). Scheen 1969.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bonten

bn., van bont of pelswerk vervaardigd: een bonten muts, mantel.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bonten

bn. (van bont): een bonten kraag.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bonten

bn. van bont: een muts.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bonten

bn., van bont of pelswerk vervaardigd.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Bonten

BONTEN, bn. van bont of pelswerk vervaardigd: bonten muts, mantel.