Wat is de betekenis van bonenstaak?

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

bonenstaak

1) (19e eeuw) (ook: boonstaak) (scheldw.) lang en mager persoon. A.M. de Jong (1888-1943) was de geestelijke vader van Bulletje en Bonestaak (gepubliceerd 1923-1924). In de jaren twintig van de twintigste eeuw publiceerde de Vlaming George Van Raemdonck het eerste Nederlandstalige stripverhaal in de Nederlandse krant Het Volk: 'De wereldreis van B...

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bonenstaak

bonenstaak - Zelfstandignaamwoord 1. (landbouw) een tak of een lat waartegen de bonenplant omhoog kan groeien Knip stevig gewas in de herfst niet weg, maar laat het staan. Denk aan bonenstaken, rietpollen, stengels van kardoen, zonnebloemen, enzovoort. Ze vormen ideale schuil- en rustplekken voor al...

2024-04-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bonenstaak

bonenstaak - zelfstandig naamwoord uitspraak: bo-nen-staak 1. stok waarlangs klimbonen omhoog groeien ♢ de tuinman heeft bonenstaken bij de plantje geplaatst 2. iemand met een lang, recht lijf en een stijve houding ...

2024-04-29
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

bonenstaak

lang en mager persoon. A.M. de Jong (18881943) was de geestelijke vader van Bulletje en Bonestaak (gepubliceerd 1923-1924). In de jaren twintig publiceerde de Vlaming George Van Raemdonck het eerste Nederlandstalige stripverhaal in de Nederlandse krant Het Volk: ‘De wereldreis van Bulletje en Bonestaak’.Ah, èh! daar gaat die libe...

2024-04-29
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Bonenstaak

(tuinb.) Steunstok ter ondersteuning van stokbonen, hetzij van rondhout (bonenstok) hetzij van ijzer en dan soms spiraalsgewijs gewonden. Ook wel voor tomaten, dan vaak tomatenstok genoemd. Stokbonen worden thans veelal aan draad (touw) geteeld, dat aan horizontaal ijzerdraad is opgehangen. Het ijzerdraad wordt op 4-10 m afstand door palen onderste...

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Bonenstaak

s., bean(e)stôk, beantsjestôk, túnstôk.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bonenstaak

m. (...staken), staak waarlangs klim- of staakbonen zich omhoog winden; (zegsw.) zo stijf als een bonenstaak; een bonenstaak van een vent, iem. met een lange, rechte gestalte en stijve houding en manieren.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bonenstaak

m. bonenstaken (lange stok, waar langs men de bonen laat opgroeien): fig. wat een bonenstaak! lang, schraal en houterig mens.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)