Wat is de betekenis van bomvol?

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bomvol

bomvol - Bijvoeglijk naamwoord 1. (intensief) bijzonder vol De vertegenwoordiger reed met een bomvolle auto naar zijn klanten. Woordherkomst samenstelling van bom en vol

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bomvol

bn., (van vaten) geheel en al vol, tot aan het bomgat toe, dus zonder wankant.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bomvol

('bom) bn. (-Ie) en bw. [vol tot aan het bomgat] geheel en al vol : -Ie vaten ; een -Ie zaal. Syn. eivol.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bomvol

bn., (van vaten) geheel en al vol tot aan het bomgat toe, dus zonder wankant; bij uitbreiding ook in andere toepassingen: een bomvol stadion.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Bomvol

BOMVOL, bn. (van vaten) geheel en al voi, tot aan het bomgat toe, dus zonder wankant.

2024-04-29
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)