Wat is de betekenis van bobbelig?

2024-04-30
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bobbelig

bobbelig - Bijvoeglijk naamwoord 1. met veel bulten en bobbels Het was een mooie vrouw maar helaas had ze een wat bobbelige huid. Woordherkomst afleiding van bobbel met het achtervoegsel -ig

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bobbelig

bn. (-er, -st), 1. met bobbels bezet; hobbelig ijs; 2. (w. g.) gistend, bruisend (van wijn).

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bobbelig

bn. (met bobbels): bobbelig ijs.

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bobbelig

bn. (-er, -st) 1. met bobbels : ijs. 2. W. g. bruisend : -e wijn.

2024-04-30
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bobbelig

bn. (-er, -st), met bobbels bezet: bobbelig ijs.

2024-04-30
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Bobbelig

BOBBELIG, bn. (-er, -st), met bobbels bezet hobbelig ijs; — (w. g.) gistend, bruisend (van wijn).

2024-04-30
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)