Wat is de betekenis van bobbelen?

2024-04-30
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bobbelen

bobbelen - Werkwoord 1. (intr) bobbels vertonen Woordherkomst afgeleid van bobbel met het achtervoegsel -en

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bobbelen

(bobbelde, heeft gebobbeld), 1. opbruisen, borrelen, heftig koken waarbij bobbels opstijgen; — flg. (thans w. g.) toegepast op al wat vluchtig en ijdel is; opbruisen, kortstondig woelen (der hartstochten); 2. bobbels hebben of krijgen, er mede bedekt worden.

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bobbelen

het bobbelde, h. gebobbeld (van vloeistoffen, waarin bobbels opstijgen door koken, gisten enz.: met bobbels koken; borrelen; pruttelen).

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bobbelen

('bobbələn) (bobbelde, heeft gebobbeld) 1. met bobbels koken : het van het ziedend lood. 2. onstuimig bewogen worden, opbruisen : als ’t bloed aan het gaat.

2024-04-30
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bobbelen

(bobbelde, heeft gebobbeld), 1. opbruisen, borrelen, heftig koken waarbij bobbels opstijgen; 2. bobbels hebben of krijgen, ermee bedekt worden.

2024-04-30
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-30
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Bobbelen

BOBBELEN, (bobbelde, heeft gebobbeld), bruisen, schuimen, heftig koken waarbij bobbels opstijgen; (fig.) toegepast op al wat vl achtig en ijdel is; opbruisen, kortstondig woelen (der hartstochten); — (gew.) bobbels krijgen, ermede bedekt worden. BOBBELING, (-en).

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-30
Etymologicum 1573

Cornelis Kiliaan (1573)

Bobbelen

Bullare, bullire, ebullire.