Wat is de betekenis van Bloc?

2024-04-27
Jargon & Slang van Wielrenners

Marc De Coster (2017)

Bloc

Bloc - 'à bloc staan': klaar zijn voor de krachtmeting; in vorm zijn. Van Fr. gonflé à bloc.

2024-04-27
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Bloc

[Fr., van Du. Bloch = blok] blok; politieke groepering; en bloc, het geheel tegelijk, in zijn geheel; voetstoots (verkopen) zonder gedetailleerd onderzoek.

2024-04-27
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Bloc

o., aaneensluiting van niet bijeenhorende politieke partijen of naties; en bloc: in zijn geheel

2024-04-27
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Bloc

blok, klomp, hoop; geheel, massa, complex, partij; bloc, coalitie; provoost, nor, bajes; à bloc, tot het vastloopt, tot het stuit; vast, pal, in de klem, machteloos; en bloc, allen (alles) tegelijk; vendre en bloc, bij de hoop verkopen.

2024-04-27
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Bloc

blok [in de politiek].

2024-04-27
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

bloc

(Fr.) o. Block, (D.) m. aaneensluiting van politieke partijen in een parlement, ten doel hebbende het vormen v. e. meerderheid tot het afwerken v. e. bepaald programma; zie ook en bloc.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bloc

o. (Fr. [oorspr. blok]: hoop, stapel): en bloc, alles of allen samen; en bloc verkopen.

2024-04-27
Vreemde woordenboek

S. van Praag (1937)

bloc

(Fr.), o. aaneensluiting van politieke partijen in een parlement, met het doel een bepaald programma af te werken.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bloc

→: en bloc.