Wat is de betekenis van blauwen?

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

blauwen

1) (1917) (znw.) (sold.) blauwe huzaren. • Het wapen der cavalerie heet in de wandeling kortaf „cav." De blauwe Huzaren zijn de „Blauwen". (Van onzen tijd jrg 18, 1917/1918, no 33) 2) (2000+) (znw.) (straattaal) de politie. Kijk ook onder blauw*. • Ik kende zulke buurtjes, uit mijn foute zigzagperiod...

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

blauwen

blauwen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord blauw

2024-04-28
Klokkenlexicon

Jaap Zeeman (2011)

blauwen

Het blauw maken van staal door verhitting. Het staal neemt bij deze bewerking achtereenvolgens de kleuren: strogeel (238° c), geelbruin (254° c), roodbruin (265° c), purper (282° c) en uiteindelijk blauw (295° c) aan. Hierbij is het staal met de lichtste kleur het hardst. Voor paletten van een echappement houdt men de kleur strogeel aan; voor de ta...

2024-04-28
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

blauwen

Stevig drinken; zuipen. De term werd opgenomen in ‘Het Nationaal Drankwoordenboek’ (1984) van Johanna van Reewijk en kreeg er het label volkstaal. In de volkstaal had blauwen vroeger allerlei negatieve betekenissen, gaande van bedriegen en smokkelen tot de school verzuimen (in Vlaanderen). Vgl. ook blauw” voor dronken.

2024-04-28
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Blauwen

Wit goed, dat in ijzerhoudend water is gewassen, wordt geblauwd, d.w.z. met in water opgelost blauwsel behandeld. Dit gaat het geel worden van het wasgoed tegen. In de meeste zeeppoeders die nu in de handel zijn, zit het blauwsel reeds doorgemengd, zodat men niet meer apart behoeft te blauwen.

2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Blauwen

v., blauje.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Blauwen

(blauwde, heeft en is geblauwd), 1. blauw verven, blauw (ook oneig.) maken (kalk, linnengoed); — (gew.) de melk blauwen, verdunnen door er water bij te voegen ; 2. (Zuidn.) in den donder blauwen, iets heel stiekem doen; 3. (gew.) smokkelen, sluiken: die steenkolen zijn geblauwd; 4. (Zuidn.) de school, de vesper blau...

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

blauwen

blauwde, h. geblauwd (blauw worden, opdoemen; v. staal: blauw laten aanlopen): de duinen blauwen reeds; staal blauwen; Z.-N. de school blauwen, verzuimen.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Blauwen

Blauwen - het vermengen van stoffen, die zoo wit mogelijk moeten schijnen, met een kleine hoeveelheid van een blauwe kleurstof, zooals indanthren, ultramarijn, zie blauwsel, indigo e.a. Suiker en stijfsel worden meestal met ultramarijn geblauwd. Het effect van het b. is een zuiver physisch verschijnsel: het is het aanvullen van het teruggekaatste l...