Wat is de betekenis van Blaasje?

2024-10-10
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-10-10
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

blaasje

1) (1935) (havenarb. en spoorw.) (vooral te Rotterdam) korte (rook)pauze. 'Een blasie pikken': een korte rustpauze nemen tijdens het werk (onder spoorwegarbeiders: tijdens de rangeerdienst). Van 'blazen' in de zin van roken (dus: rookpauze) of van 'uitblazen'. • Klokslag elf namme we een blaasie. (Willem van Iependaal: Polletje Piekhaar...

2024-10-10
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

blaasje

blaasje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord blaas

2024-10-10
Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

blaasje

Een met vocht gevulde holte in de huid, iets kleiner dan een blaar. Blaasjes komen voor bij allerlei huidaandoeningen, waarvan de bekendste de koortslip en acuut eczeem zijn. Verwar ‘blaasje’ niet met ‘blaar’, ‘longblaasje’, ‘blaas’ en ‘brandblaar’. Kijk ook bij eczeem, huiduitslag.

2024-10-10
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Blaasje

een - pikken een korte rustpauze nemen tijdens het werk. Arbeidersuitdr., o.a. in de haven en bij de spoorweg (de rangeerdienst). Blaasjeis Rotterdams voor ‘korte (rook)pauze’. Het komt dus van blazenin de zin van ‘roken’ of van ‘uitblazen’. De uitdr. is nog steeds niet verouderd. Klokslag elf namme we een blaasie. (Willem van Iependaal: Polletje...

2024-10-10
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Blaasje

o. (-s), kleine blaas (in alle bet.).