Wat is de betekenis van bisschoppelijk?

2025-07-15
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bisschoppelijk

bn., van, behorende tot, afkomstig van een bisschop: de bisschoppelijke waardigheid; een bisschoppelijke stad.

2025-07-15
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bisschoppelijk

bisschoppelijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. op het ambt van bisschop betrekking hebbend Woordherkomst Afgeleid van bisschop met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-

2025-07-15
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bisschoppelijk

bisschoppelijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: bis-schop-pe-lijk 1. wat bij de bisschop of zijn beroep hoort ♢ deze bisschop woont in een bisschoppelijk paleis Bijvoeglijk naamwoord: bis-schop-pe-lijk de/het bissc...

2025-07-15
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bisschoppelijk

bn. (van, eigen aan, betrekking hebbende op, behorende aan of tot een bisschop): de bisschoppelijke waardigheid; het bisschoppelijk wapen.

2025-07-15
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bisschoppelijk

(bis'schoppәlәk) bn. van, eigen aan, betreffende de bisschop : het gezag, wapen.

2025-07-15
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bisschoppelijk

bn., van, behorende tot, afkomstig van een bisschop: de bisschoppelijke waardigheid; een bisschoppelijke brief.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Bisschoppelijk

BISSCHOPPELIJK, bn. behoorende tot, afkomstig van den bisschop bisschoppelijke waardigheid; de bisschoppelijke stad.