Wat is de betekenis van bikker?

(1922) (Barg.) souteneur; pooier. Vgl. de Franse argotterm ‘bouffeur’ (Gaston Esnault: Dictionnaire historique des argots français. 1965). Syn.: beschermer*; boutenbikker*; dikvreter*; huisbaas*; Jantje* Soet; klapgozer*; kochel*; kutpooier*; kutvreter*; kwartjespooier*; makreel*; mietnasser*; nasjer (nasser)*; roffiaan*; seksbaa...

Herkomst onbekend. Komt als voornaam voor in Hoornaar, Alblasserwaard.

bikker - Zelfstandignaamwoord 1. (informeel) souteneur 2. arbeider die bikt (schraapt of hakt) Woordherkomst afgeleid van bikken met het achtervoegsel -er

souteneur In 1969 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst. Het gaat hier om een verkorting van behojebikker. Zie verder aldaar. • ‘Ik heb mij wel vaak afgevraagd, wat een prostituee [...] ertoe beweegt om zich dag in dag uit met alle mogelijke kerels af te geven, terwijl ze heel goed weet dat elke cent die ze bij elkaar naait ve...

Bikker - slangterm voor souteneur: man die leeft (bikt) van de verdiensten van een vrouw. Zie ook pooier. . . .de dure nachtclub waar haar bikker regelmatig zn lever nat houdt.- De roerige wereld van Pistolen Paul (1968) ​

(verkorting van behojebikker), 1. souteneur, pooier: En passant zag Arie nog kans een drietal potige bikkers die mij bij de vechtpartij probeerden te betrekken, een paar knallen te geven, SOUREN in HARING ARIE1 7; 2. halve penozejongen, die voorbijgangers probeert over te halen mee te gaan naar allerlei louche gelegenheden, waar ze financieel uitge...

bikker - souteneur. Zie behojjebik(ker), boutebikker. Corrita was 'n jofel wijf maar ik voelde er niets voor om haar bikker ie worden, cREMER 322 [1962].

m Herkomst onbekend. Komt als voornaam voor in Hoornaar, Alblasserwaard.

m. (-s).