Wat is de betekenis van bijloop?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bijloop

m., aanhang, gevolg: de studenten met hun bijloop.

2025-07-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bijloop

bijloop - Werkwoord 1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijlopen ♢... dat ik bijloop

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Bijloop

BIJLOOP, m. de man met al zijn bijloop, met al de personen die gewoonlijk bij hem zijn.