Wat is de betekenis van besteek?

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

besteek

besteek - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van besteken ♢ Ik besteek 2. gebiedende wijs van besteken besteek! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van besteken besteek je?

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Besteek

m. (...steken), (Zuidn.) 1. het besteken; 2. naamdag- of verjaarfeest. 3. verjaarsgeschenk.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

besteek

m. besteken (Z.-N. naamfeest; de aangeboden geschenken): iem. zijn besteek geven.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

besteek

(bə'ste:k) m. (besteken) I. Eig. het besteken inz. (I 1) : iemand met bloemen -. II. [dag waarop men iemand met bloemen besteekt of beschenkt] Metn. 1. naam-, verjaardag. 2. geschenk alsdan aangeboden.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Besteek

BESTEEK, m. (...steken), (Zuidn.) het besteken; — naamdag- of verjaarfeest; — verjaarsgeschenken.