Wat is de betekenis van beschamen?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

beschamen

beschamen - Werkwoord 1. (ov) verlegen maken Zijn schandalige gedrag beschaamde zijn ouders. 2. teleurstellen Hij beschaamde het vertrouwen dat zijn vrienden in hem gesteld hadden door het geleende geld niet terug te betalen. Woordherkomst...

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

beschamen

beschamen - regelmatig werkwoord uitspraak: be-scha-men 1. niet zo zijn als je verwacht ♢ hij beschaamde mijn vertrouwen Regelmatig werkwoord: be-scha-men ik beschaam jij/u beschaamt...

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Beschamen

v., biskamje.

2024-04-27
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Beschämen

beschamen; beschämt, beschaamd.

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Beschamen

(beschaamde, heeft beschaamd), 1. iem. tot schaamte brengen, hem verlegen maken: zijn edelmoedigheid heeft mij beschaamd; God beschaamt de hoogmoedige. 2. (iem.) zijn meerderheid laten gevoelen, (iets of iem.) overtreffen: laat je door hem niet beschamen; een gelaat dat de blankheid der bloemen beschaamde. 3. (sterker dan) tele...

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

beschamen

beschaamde, h. beschaamd (1 schaamde doen krijgen; 2 teleurstellen, maar sterker): 1. een leugenachtigen knaap 2. iems. hoop beschamen; zij werden niet beschaamd in hun verwachtingen.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

beschamen

(bə'scha:mən) (beschaamde, heeft beschaamd) 1. schaamte doen krijgen : een leugenachtige jongen ; zijn edelmoedigheid heeft mij beschaamd. 2. grievend teleurstellen : die hoop is niet beschaamd; beschaamd worden in zijn verwachtingen.

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Beschamen

BESCHAMEN, (beschaamde, heeft beschaamd), , iem. tot schaamte brengen, hem verlegen maken zijne edelmoedigheid heeft mij beschaamd; — laat je door hem niet beschamen, niet overtreffen (waardoor je hem als je meerdere erkennen moet); — eene grievende teleurstelling berokkenen, (sterker dan teleurstellen) beschaam mijne hoop niet; &mdas...