Wat is de betekenis van beperken?

2025-07-14
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-14
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-14
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Beperken

(beperkte, heeft beperkt), 1. met een grens afsluiten: ons uitzicht, door een heuvelrij beperkt;beperkende bepalingen, waardoor iets binnen zekere grenzen gehouden wordt. 2. zekere maat of grens niet laten overschrijden: het aantal is beperkt tot zes; — wederk.: men moet zich weten te beperken (in ’...

2025-07-14
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

beperken

beperken - Werkwoord 1. (ov) een verminderde reikwijdte geven, limiteren De deelname hieraan is beperkt tot minderjarigen. 2. (ov) iemand hinderen in zijn mogelijkheden De leider van het land wordt door de grondwet beperkt in zijn macht. 3. zic...

2025-07-14
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

beperken

beperken - regelmatig werkwoord uitspraak: be-per-ken 1. er niet iets anders bij halen ♢ wil je je tot de hoofdzaken beperken? 1. beperkende bijvoeglijke bijzin [beperkt het onderwerp waar de zin b...

2025-07-14
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Beperken

v., biheine, bikrimpe; zich tot woorden —, it mei de mûle óflizze.

2025-07-14
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2025-07-14
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

beperken

beperkte, h. beperkt (1 iets met een grens afsluiten; 2 een zekere maat niet te buiten laten gaan; 3 kleiner in omvang maken): 1. een grazig vlak, beperkt van ‘t IJselbed; 2. zijn omgang beperken tot een klein aantal vrienden; 3. de uitgaven beperken.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-14
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

beperken

(bə'perkən) (beperkte, heeft beperkt) 1. binnen zekere perken houden : iemands vrijheid -. Tgst. verruimen. 2. met een grens afsluiten : een grazig vlak -. 3. geringer maken: zijn uitgaven -. 4. verminderen; beperkte zondagsdienst.