benenwerk
(1963) (sch.) benen. Vgl. eetwerk*, tietenwerk*. • De meeste gedichten die wij in meneers lessenaar vonden, behandelen uw ogen, of bezongen uw armen en benen: Niet ranker rijzen ginds in Rome de zuilen der Sint Pieterskerk, dan, stil aanbeden juffrouw Oomen, uw onvergetelijk benenwerk. (Godfried Bomans: Buitelingen. 1963) • Dat...