belust
belust - Bijvoeglijk naamwoord 1. belust op: verlangend en zoekend naar het genoemde ♢ Een op macht beluste generaal plande de machtsgreep. ♢ Het publiek is op sensatie belust.
Wiktionary (2019)
belust - Bijvoeglijk naamwoord 1. belust op: verlangend en zoekend naar het genoemde ♢ Een op macht beluste generaal plande de machtsgreep. ♢ Het publiek is op sensatie belust.
Muiswerk Educatief (2017)
belust - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: be-lust 1. er heel erg naar verlangen ♢ hij is belust op feestjes Bijvoeglijk naamwoord: be-lust
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. (-er, meest —), lust hebbende, begerig zijnde naar: belust zijn op; absol.: iem. belust maken; wie is er belust? wie heeft er trek in? — voorheen in ’t bijz. gezegd van de vreemde lusten van zwangere vrouwen.
M. J. Koenen's (1937)
bn.; beluster, meest belust (begerig, gretig): belust op of naar iets zijn; iem. belust maken.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. (-er, meest belust), lust hebbende, begerig zijnde naar: belust zijn op sensatie, avontuur.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: