Wat is de betekenis van beknibbelen?

beknibbelen - Werkwoord 1. (inerg) ~ op relatief kleine verlagingen op een begroting toepassen ♢ Er werd wat beknibbeld op defensie, maar de grote klappen vielen in het onderwijs. Woordherkomst afgeleid van knibbelen met het voorvoegsel be-

bekritiseren, vitten Kortom: omdat ik niet al te lovend wou zijn, want dat doe je toch niet als serieus criticus, ging ik beknibbelen op enkele details. (Herman de Coninck, Het proza) In Algemeen Nederlands betekent 'beknibbelen' ook: besparen. Bijvoorbeeld: 'Er wordt beknibbeld op de steun voor culturele evenementen&...

(beknibbelde, beknibbeld) - iemand/iets beknibbelen, iemand/iets bekritiseren, op iemand/iets vitten.

(Iem., iets) bekritiseren, hekelen, vitten op (iem., iets). In deze match was speler D. zeer dicht bij een gele kaart gekomen, en dit telkens om scheidsrechterlijke beslissingen hardop beknibbeld te hebben, Limburg 30/8/1976.

v., bignibje, biknipe, ôfkrommelje, bikreauwe, bignobje, bignauwe.

(beknibbelde, heeft beknibbeld), 1. afdingen op, tornen aan: iemands lof beknibbelen; 0op) het loon beknibbelen, er iets van af trachten te halen, van inhouden ; 2. (gew.) bedillen.

beknibbelde, h. beknibbeld (1 op iets afdingen op kleingeestige manier; 2 Z.-N. bedillen): 1. het loon der arbeiders beknibbelen; zich niet laten beknibbelen; 2. Z.-N. hij beknibbelt iedereen.

(bə'knibbelən) (beknibbelde, heeft beknibbeld) knibbelend afdingen op : het van het loon der werklieden.

(beknibbelde, heeft beknibbeld), afdingen op, tornen aan: (op) het loon beknibbelen, er iets vanaf trachten te halen, van inhouden.