Bedriegelijk
zie Arglistig.
I.M. Calisch (1864)
Bedriegelijk, bn. en bijw. bedriegend, misleidend. *-HEID, v. gmv. *...DRIEGEN, bw. ong. (ik bedroog, heb bedrogen); schijn bedriegt. ZICH -, ww. zich vergissen; zich zelven -, opzettelijk dwalen; zich de zaken anders voorstellen dan zij zijn. *...DRIEGER, m. (-s). *...DRIEGSTER, v. (-s). *...DRIEGERIJ, v. (-en), bedrog.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: