Wat is de betekenis van bauwen?

2024-04-27
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

bauwen

blaffend roepen. blaffend roepen. Voorbeelden: "Straks drink je nog een paar pilsjes of wat wijn en dan word je misselijk en dan wordt het weer een hele toestand. Waarom blijf je verdomme niet thuis, zoals ik zei [...]. Ik heb balen van dat gezeur aan mijn kop, zeker van iemand die zelf nog geen dubbeltje bij elkaar kan verdiene...

2024-04-27
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Bauwen

Zie Boudewijn

2024-04-27
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

Bauwen

zie Bavo.

2024-04-27
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Bauwen

m -> Boudewijn (Zuid-Ndl.).

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bauwen

(bauwde, heeft gebauwd), galmen, onhebbelijk luid roepen bijna enkel in nabauwen.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bauwen

bauwde, h. gebauwd (een blaffend, onhebbelijk geluid maken); zie nabauwen.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bauwen

(‘bouwən) [wsch. klnb.] (bauwde, heeft gebauwd) 1. een blaffend onhebbelijk geluid maken. 2. Uitbr. nabauwen.

2024-04-27
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Bauwen

BAUWEN, (bauwde, heeft gebauwd), geluid geven, meest van de echo gezegd, doch bijna enkel in nabauwen.