Wat is de betekenis van BALJAREN?

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

baljaren

(18e eeuw) (< Sp. bailar, dansen, snel ronddraaien) (inf.) drukte, lawaai maken; tieren, schreeuwen; schelden; dansfeesten organiseren. Een baljaarfeest is een feest waar gedanst wordt. • Om de Indianen in eene goede stemming te houden werden zij, tijdens hun verblijf in de stad, in den tuin van het Gou vernement onthaald en hun toegestaan...

2024-04-28
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Baljaren

[oorspr.: dansen van Surinaamse negers] stoeien; tieren.

2024-04-28
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

baljaren

(baljaarde, heeft gebaljaard), (volkst.) dansen. Ga je mee baljaren vanavond? (Enc.Sur. 39). Etym.: Zie baljaar (II), banja (II). Vgl. ook Sp. baylar. Port. bailar = dansen. Vroeger in Ned. ‘baleren’ en ‘baljaren’ in de bet. van ‘dansen’, 'springen’, later ook ‘drukte maken', ‘lawaai m...

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Baljaren

(baljaarde, heeft gebaljaard), (gew.) 1. tieren, schreeuwen, tekeergaan; 2. stoeien, ravotten.

2024-04-28
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

baljaren

stoeien; razen en tieren.

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

baljaren

baljaarde, h. gebaljaard (stoeien; schreeuwen, tieren).

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

baljaren

(bal’ja:rən) (baljaarde, heeft gebaljaard), Sp. bailar, dansen, drukte, lawaai maken door kijven en schelden.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

BALJAREN

(baljaarde, heeft gebaljaard), (gew.) tieren, schreeuwen, schelden; — (gew.) stoeien, ravotten, springen.