Wat is de betekenis van BAKSEL?

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Baksel

s.n., baksel (it), bakt (it).

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Baksel

o. (-s), het gebakkene; hoeveelheid die gebakken wordt; — (spr.) alle baksels en brouwsels zijn niet gelijk, alles valt niet op dezelfde wijze uit; — het is van één baksel, te gelijk gebakken, dus van dezelfde soort; zij zijn van één baksel, van één deeg, net eender.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

baksel

(‘baksәl) o. (-s; -tje) wat gebakken moet worden of gebakken is : alle -s en brouwsels zijn niet gelijk of vallen niet gelijk uit, alle arbeid valt niet altijd even goed uit; zij zijn allen van één -, van dezelfde soort.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

BAKSEL

o. (-s), het gebakkene; — (spr.) alle baksels m brouwsels zijn niet gelijk, alles valt niet op dezelfde wijze uit; — het is van één baksel, te gelijk gebakken; ook ; zij zijn van één baksel, van één deeg; vgl. misbaksel.

2024-04-29
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)