Wat is de betekenis van BAKENGELD?

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bakengeld

o. (-en), heffing van inkomende en uitgaande schepen tot dekking der kosten van de bebakening.

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bakengeld

o. bakengelden (geld, door binnenkomende of uitgaande schepen betaald voor het onderhoud der bakens).

2024-04-28
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bakengeld

Bakengeld - het bedrag te betalen door schippers of eigenaren van vaartuigen als bijdrage in de kosten van onderhoud van de bebakening en betonning van vaarwaters.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

BAKENGELD

o. (-en), wat de zeevarenden moeten betalen tot dekking der kosten van de bebakening; ...KWARTIER, o. (-en), deel van een vaarwater, dat voor de bebakening aan één bakenmeester is toevertrouwd; ...LICHT, o. (-en); ...MEESTER, in. (-s), opzichter der bakens; ...RECHT, o. (-en), bakengeld

2024-04-28
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Bakengeld

Bakengeld, o. (-en). *...REGT, o. (-en), wat men voor de baken betaalt.

2024-04-28
Zeemans woordenboek

Jacob van Lennep (1865)

Bakengeld

z.n.o. - Geld, dat door de Zeevarenden betaald moet worden tot goedmaking der kosten van afbakening.