Wat is de betekenis van badhanddoek?

2025-07-15
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Badhanddoek

m. (-en), ruige handdoek om zich na het baden af te drogen.

2025-07-15
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

badhanddoek

badhanddoek - zelfstandig naamwoord uitspraak: bad-hand-doek 1. grote, dikke handdoek ♢ we namen een badhanddoek mee naar het strand om op te liggen Zelfstandig naamwoord: bad-hand-doek de badhanddoek ...

2025-07-15
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Badhanddoek

s., baeiskûldoek, -skûlk.

2025-07-15
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2025-07-15
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Woordenboek Nederlands - Marokkaans Arabisch

Jan Hoogland, Roel Otten | AUP Amsterdam Univerisity Press