Wat is de betekenis van badhanddoek?

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

badhanddoek

badhanddoek - zelfstandig naamwoord uitspraak: bad-hand-doek 1. grote, dikke handdoek ♢ we namen een badhanddoek mee naar het strand om op te liggen Zelfstandig naamwoord: bad-hand-doek de badhanddoek ...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Badhanddoek

s., baeiskûldoek, -skûlk.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Badhanddoek

m. (-en), ruige handdoek om zich na het baden af te drogen.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-25
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)