Wat is de betekenis van babyboom?

2024-04-28
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

babyboom

Het begrip babyboom heeft 2 verschillende betekenissen: 1) geboortegolf. sterk toegenomen aantal geboorten in een bepaalde periode; geboortegolf. Officieel kent het woord geen meervoud maar in de praktijk wordt de meervoudsvorm babybooms soms wel gebruikt. 2) geboortegolf na WO II. sterk toegenomen aantal geboorten in veel Wes...

2024-04-28
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

babyboom

(zelfstandig naamwoord) [alg.] geboortegolf - België en Nederland kenden een geboortegolf: in 1946 en 1947, maar ook in de twintig jaar daarna.

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

babyboom

babyboom - Zelfstandignaamwoord 1. (demografie) een periode waarin ongewoon veel kinderen geboren worden 2. (specifiek) de opleving van het geboortecijfer gedurende de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog in West-Europa en de Verenigde Staten Woordherkomst van het Engels: Samenstelling van baby en boom Synoniemen...

2024-04-28
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Babyboom

[Eng. baby boom = zuigelingenexplosie] 1 aanduiding voor de geboortengolf van 1945 tot 1960; 2 de geboortengolf bij maatschappelijk gearriveerde dertigers aan het eind van de jaren negentig.

2024-04-28
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Babyboom

geboortengolf

2024-04-28
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-28
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)