Wat is de betekenis van babbelkous?

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

babbelkous

babbelkous - Zelfstandignaamwoord 1. een persoon die de neiging heeft veel een langdurig over weinig belangrijke zaken te praten Woordherkomst samenstelling van babbel(werkwoord) en kous

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Babbelkous

v. (-en), babbelaarster.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

babbelkous

v., m. babbelkousen (praatzieke vrouw, snapster; snapper);

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

babbelkous

v. (-en ; -je) babbelaar, babbelaarster.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Babbelkous

v. (-en), babbelaarster.

2024-04-29
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

BABBELKOUS

v. (-en), babbelaarster; ...KOUSIG, bn. babbelachtig; ...KOUSIGHEID, v. babbelachtigheid; ...MOER, v. (veroud.) babbelaarster; ...PARTIJ, v. gebabbel; ...PRAAT, v PRAATJE o. (-s), ’t gebabbel over iemands gedrag, handelingen aan de babbelpraatjes der menschen kan een verstandig man zich niet storen; ...ZIEK, bn. een babbelziek kind, da...