awel
nou, wel, welnu (informeel) Meneer pastoor, wilt ge echt dat de oorlog stopt?’ Het pastoorke knikte. ‘Awel, vraag dan van op diezelfde preekstoel aan al de vrouwen om te staken. Als ze er geen vent meer in laten, dan komt er geen kind meer uit. (Marita de Sterck, De hondeneters) Ook: 'hewel', vaak gevolg...