Wat is de betekenis van armelijk?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

armelijk

armelijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. op een armoedige bekrompen manier In het fin de siècle was op de foto gaan nog iets bijzonders. Vrouwen houden hun hoed of hun schort (en hun hart) vast. De werkman oogt zelfverzekerd. Ze kijken onbevangen de lens in. Wat gebeurt daar? De foto’s zijn onweerstaanbaar, ook...

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Armelijk

adj. & adv., earm(t)lik, skovel, rapsk, skeamel, heukerich.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Armelijk

1. bn., van armoede blijk gevende: een armelijke woning, plaats ; een armelijke kleding : — 2. bw., op een armoedige wijze : armelijk leven.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

armelijk

bn., bw. (blijk gevende van armoede of bekrompen omstandigheden; op armoedige wijze): armelijke kleding; armelijk leven.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

armelijk

(’armələk) bn. en bw. 1. van armoede getuigend: een -e woning, kleding. 2. op armoedige wijze: leven.

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ARMELIJK

bn. van armoede blijk gevende; eene armelijke woning, plaats; eene armelijke kleeding; — bw. op eene armoedige wijze.

2024-04-26
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)