Wat is de betekenis van armbandjes?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

armbandjes

(1546) (Barg., politie) handboeien. Syn.: braceletten*; manchetten*. • (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • ‘En als hij je dan de handboeien eens had aangedaan?’ vroeg Karel. ‘Foei, wat een vreeselijk woord,’ vermaande Arnold zacht. ‘Zeg toch armbandjes!’ (C.J. Kieviet: De club op reis. Een jonge...

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

armbandjes

armbandjes - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord armband

Gerelateerde zoekopdrachten