Wat is de betekenis van argus?

2024-04-19
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

argus

Het begrip argus heeft 2 verschillende betekenissen: 1) nauwlettend toezichthouder. iemand die, zoals de honderdogige wachter Argus uit de klassieke mythologie, uiterst opmerkzaam en argwanend toezicht op iets houdt. 2) brakwatervis. tot ruim 30 centimeter grote brakwatervis met een ronde, zijdelings afgeplatte vorm, een groenig-zilv...

2024-04-19
Mythologische Encyclopedie

Dr. A. van Anken (1961)

ARGUS

(Gr. Argos), reus met honderd ogen, door Hera als wachter geplaatst bij de in een koe veranderde Io. Door Hermes werd hij in slaap gebracht en gedood; de ogen van Argus werden door Hera overgebracht op de staart van de pauw (Ov. 1,625 e.v.).ICONOGRAFIE Argus als bewaker ziet men op vele Griekse vazen bv. een amphoor uit Clazomenae (6de eeuw v.C.) t...

2024-04-19
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Argus

Argus; argus, waakzaam mens, spion; argusfazant.

2024-04-19
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Argus

1 Argus; 2 argusfazant; 3 9 argusvlinder; Argus eyed, met Argusogen.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Argus

m., 1. (klass. myth.) honderdogige wachter; zinnebeeld der waakzaamheid; dient vooral om een zeer helderziend persoon of een zeer lastige bewaker aan te duiden; 2. hoenderachtige vogel op Malakka ; 3. naam van sommige vlinders, spinnen, slakken enz.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Argus

I. i, m. de honderdogige bewaker van Io. II. a, um, zie Argos.

2024-04-19
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Argus

(Gr. myth.), prins van Argos, door Hera (Juno) aangesteld tot bewaker van haar mededingster Io, die zij in een koe had veranderd. Argus had 100 ogen, waarvan beurtelings 50 geopend waren, vandaar Argusogen. Herakles deed A. inslapen en doodde hem; Hera plaatste de ogen van A. op de staart van de pauw.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

Argus

Gr. Argos, m., myth. naam van verschillende personen o. a. v. een reus, wiens lichaam met ogen bezaaid was; fig. zinnebeeld der waakzaamheid.

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Argus

i/d Grieksche sage reus, wiens lichaam met oogen overdekt was, bewaker v. Zeus’ geliefde Io; door Zeus i/e koe veranderd; later door Hermes gedood. A.-oogen, scherpe oogen.