Wat is de betekenis van aprillen?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aprillen

aprillen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord april

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aprillen

(aprilde, heeft geaprild), (w. g.) (iemand) op 1 April beetnemen.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aprillen

(a'prillen) (aprilde, heeft geaprild) Scherts, op de 1ste april voor de gek houden. aprilmaand (a'pril) v. (-en). aprilmop v. (-pen). aprilpoets v. (-en).

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

APRILLEN

(aprilde, heeft geaprild), (w. g.) iemand naar ’t oude volksgebruik op 1 April beetnemen, voor den gek houden.