Wat is de betekenis van APLOMB?

2024-04-30
AI woordenboek

ChatGPT (2023)

aplomb

aplomb verwijst naar een houding van zelfvertrouwen en zelfbeheersing. Als iemand aplomb heeft, dan laat hij of zij zich niet snel van zijn of haar stuk brengen door uitdagingen of druk. Iemand met aplomb reageert koelbloedig en beheerst in moeilijke situaties en toont leiderschap en professionalisme. Aplomb kan ook verwijzen naar de manier waarop...

2024-04-30
Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

aplomb

betekenis zelfverzekerdheid uitspraak [a-plô(m)] citaat "Maar wat zijn deze clichés nu precies? Misschien kunnen we beter omschrijven wat ze vooral níét zijn. Zo zijn het geen dooddoeners: uitspraken die je kunt brengen met veel aplomb, voorafgegaan door 'Ik zeg altijd maar zo' en gevolgd door een triomfa...

2024-04-30
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aplomb

aplomb - Zelfstandignaamwoord 1. loodrecht, vertikaal, in evenwicht 2. (figuurlijk) heel zelfverzekerd „Donald Trump noemde de NAVO afgelopen weekend in twee Europese kranten ‘achterhaald’ en hij zei dat de Europese Unie binnenkort verleden tijd zal zijn. Dit soort uitspraken doet hij met het aplomb...

2024-04-30
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Aplomb

(Fr., van à plomb = volgens schietlood, loodrecht; Lat. plumbum = lood] stelligheid, zekerheid (iets met aplomb beweren): zelfverzekerdheid (met aplomb [i]optreden). [/i]

2024-04-30
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Aplomb

zelfvertrouwen; zekerheid van optreden; loodrechte stand

2024-04-30
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Aplomb

[Fr. aplõ']. Met aplomb optreden betekent zich overdreven zelfbewust gedragen: bij de organisatie van het familiefeestje trad hij met nogal wat aplomb op en merkte niet dat hij zich belachelijk maakte.

2024-04-30
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Aplomb

o., vastheid van karakter, handeling, gedrag, enz.; nadruk; ook: loodrechte stand

2024-04-30
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Aplomb

loodrechte stand, evenwicht; vastheid, vastberadenheid, zelfvertrouwen, zelfbewustheid, parmantigheid, durf, „lef”; d’aplomb, loodrecht; rechtopstaand; être d’aplomb, 1. recht staan; 2. stevig op zijn benen staan; manquer d’aplomb, 1. scheef staan; 2. aarzelend optreden.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aplomb

(Fr.), o., 1. (eig.) loodrechte stand; in ’t bijz. die der letters (bij het gieten); 2. (fig.) beslistheid, zelfvertrouwen, doortastendheid, flink optreden; — iets met een zeker aplomb zeggen, zingen, spelen, met vastheid, zekerheid, zonder weifelen; — zijn aplomb niet verliezen, zich niet in de war, van de w...