Wat is de betekenis van ambulancier?

2024-04-28
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

ambulancier

medewerker op een ambulance. iemand die op een ambulance werkt; medewerker op een ambulance; ambulancemedewerker; ook: het beroep van ambulancier. Voorbeelden: Ook de ambulancier die ons van Zeebrugge naar het Sint-Jansziekenhuis voerde, werd een stuk familie. De Standaard, 1997 Ter illustratie toonde men beelden van stamgast...

2024-04-28
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

ambulancier

ambulancechauffeur, ambulanceverpleegkundige Van de 125 ondervraagde ambulanciers zeiden liefst 84 ooit al te maken te hebben gehad met agressie. (De Standaard) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangbaarheid: 6 Vlaamsheid: 7

2024-04-28
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

ambulancier

(de, -s) ziekendrager, ziekenbroeder. Ook de bestuurder van de ziekenwagen en een ambulancier en twee 19-jarigen in de auto werden gewond. - HV, 10-02-2003.

2024-04-28
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

ambulancier

Verpleger, werkzaam bij de ambulance. Een ambulance stopt voor de ingang van de school. De ambulanciers praten 10 minuten met de bezetters, Gentenaar 30/5/1977. Te Wijnegem zijn er acht gediplomeerde ambulanciers vast in dienst, Gazet v. Antw. 19/9/1977. Tijdens het afgelopen werkjaar ’79-’80 behaalden 311 kursisten een d...

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ambulancier

m. (-s), persoon die werkzaam is bij de ambulance, ziekendrager.

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ambulancier

(ambulan'si:r) m. (-s) hij die werkzaam is bij een ambulance.

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-28
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)