Wat is de betekenis van Alledaagsheid?

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Alledaagsheid

v., 1. hoedanigheid van alledaags te zijn, gewoonheid, onbeduidendheid; 2. alledaagsheden, onbeduidende, banale opmerkingen, gezegden, gevallen.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

alledaagsheid

v. alledaagsheden (gewoonheid; onbeduidendheid ).

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-27
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)