Agglomeraat
[Fr. agglomérat] eig.: het resultaat van samenklonteren; 1 (alg.) opeenhoping waarin innerlijke samenhang ontbreekt; samenvoegsel van soortverschillende delen die van buiten af bij elkaar zijn gebracht; 2 (geol.) chaotisch samensmeltsel van vulkanische steenbrokken. (Vgl. conglomeraat).