Wat is de betekenis van afzienbaar?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

afzienbaar

afzienbaar - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet zo heel veel, over niet al te lange tijd Het is nog maar een afzienbare tijd todat hij zijn examen haalt. Woordherkomst Naamwoord van handeling van afzien met het achtervoegsel -baar Antoniemen onafzienbaar

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

afzienbaar

afzienbaar - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: af-zien-baar 1. niet al te lang ♢ binnen afzienbare tijd gaat hij trouwen Bijvoeglijk naamwoord: af-zien-baar de/het afzienbare ... iets afz...

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afzienbaar

bn., af te zien, tot het einde toe gezien kunnende worden : een nauv) afzienbare vlakte ; — in, binnen afzienbare tijd, eerlang, na niet al te lange tijd.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

afzienbaar

bn. (af te zien); meestal met niet of nauw(elijks) van ruimte-uitgebreidheden: een nauw afzienbare vlakte; fig. (germ.) in of binnen afzienbare tijd, eerlang.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

afzienbaar

('af'si:nba:r) bn. (...bare) [afzien (6)] kort : in, binnen ...bare tijd.

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

AFZIENBAAR

Afzienbaar bn. af te zien, tot het einde toe gezien kunnende worden: eene nauw afzienbare vlakte; — in, binnen afzienbaren tijd, eerlang, na niet al te langen tijd. AFZIENBAARHEID, v.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)