Wat is de betekenis van afreisde?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

afreisde

afreisde - Werkwoord 1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afreizen ♢... dat ik afreisde ♢... dat jij afreisde ♢... dat hij, zij, het afreisde

Gerelateerde zoekopdrachten