Wat is de betekenis van afmars?

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

afmars

afmars - Zelfstandignaamwoord 1. het weglopen van een militaire eenheid, het terugtrekken van een militaire eenheid Was de doorsnee burger in 1989 nog de trotse bewoner van een imperiale en nucleaire supermacht, in de winter van 1992 was dezelfde Rus aan het woekeren met zichzelf. Die teloorgang had zich in...

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afmars

m., (van krijgsvolk) aftocht, mars van de plaats af, inz. het verlaten van een bezet punt: de troepen maken zich tot de afmars gereed.

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

afmars

m. -en, aftocht; ook: afmarche.

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

afmars

m. en v. ('af) het afmarcheren. Syn. afreis, afrit, aftocht, afvaart, vertrek. Tgst. →: aankomst.