Wat is de betekenis van afmarcheren?

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

afmarcheren

(1910) (sch.) zich verwijderen; heengaan. Vooral imperatief gebruikt. Zie ook: opmarcheren*. • ‘Afgemarcheerd,’ commandeerde m'nheer Przlwitz en weg vlogen ze in 'n wij-de spiraal omhoog. (Kees Valkenstein: De aeroplaan van m'nheer Vliegen-thert. z.j. 1910) • 't Is goed... jullie kunnen afmarcheren. Je zul...

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

afmarcheren

afmarcheren - Werkwoord Woordherkomst samenstelling van af en marcheren Synoniemen [1] inrukken, wegtrekken, heengaan [2] oprotten,wegwezen Antoniemen opmarcheren

2024-04-29
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

afmarcheren

(onov ww; marcheerde af; h. en is afgemarcheerd) cv - (van gym-team in voorgeschreven kleding of trainingspakken) gedisciplineerd in de pas (gelid) weglopen aan het einde van een wedstrijd(ronde) langs jury en publiek. Bij twirling moet het marcheren rechts van de jury plaatsvinden en is het onderdeel van de oefening. Tijdens de Wereld Gymnaestrada...

2024-04-29
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

afmarcheren

Sterven. ‘Afgemarcheerd zijn’: dood, overleden zijn. Vermeld door o.a. Harrebomée en Rombouts. Afmarcheren betekent eigenlijk: zich verwijderen; heengaan“' (ook al een populaire metafoor voor sterven). Wil je dan na mijn dood vechten en razen, a la bonheure! maar laat me ten minsten zóó veel rust, dat ik eerst op mijn gemak afmarcheren kan. A. Fok...

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afmarcheren

(marcheerde af, is afgemarcheerd), (van krijgsvolk) wegtrekken, wegmarcheren: wanneer zal liet garnizoen afmarcheren! — (scherts.) zich verwijderen, heengaan, inrukken: wij konden afmarcheren; (scherts.) sterven.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

afmarcheren

marcheerde af, is afgemarcheerd; wegtrekken, oprukken; scherts. sterven: de troepen marcheren af.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

afmarcheren

('af) (marcheerde af, is afgemarcheerd) 1. Mil. aftrekken : de troepen marcheren af. 2. zich verwijderen : hij verzocht hem zo spoedig mogelijk af te marcheren.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)