afgang
(1960+) (oorspr. stud.) beschamende mislukking. Syn.: miskleun*. • M'n interview met Simon Vinkenoog wordt door allerlei mensen als een afgang voor Simon beschouwd. (Bibeb: Bibeb & Vip's. 1965) • Het achterhoofd van de konrektor, en Wilkes en profile, het knoetje los geraakt, maar dat voltrekt zich ook op school. Wat een af...