Wat is de betekenis van afbraak?

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

afbraak

afbraak - Zelfstandignaamwoord 1. de actie van iets af te breken, het slopen Bij de afbraak van de kerk werd een oude crypte ontdekt. 2. (scheikunde) de ontbinding van een scheikundige stof in kleinere bestanddelen De afbraak van alcohol gebeurt voornamel...

2024-04-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

afbraak

afbraak - zelfstandig naamwoord uitspraak: af-braak 1. het uit elkaar halen of laten instorten ♢ de afbraak van deze huizen is begonnen Zelfstandig naamwoord: af-braak de afbraak

2024-04-29
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Afbraak

Bij de omzetting van slecht oplosbare stoffen in oplosbare, die bij de spijsvertering plaatsvindt, wordt zetmeel tot suiker (glucose), en worden vetten tot vetzuren en eiwitten tot aminozuren afgebroken.

2024-04-29
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

afbraak

(de, afbraken), (ook:) slooppand, bouwval bestemd voor afbraak. Afbraak te koop (DWT 7-12-1977, in adv.). Etym.: Misschien is het kort voor afbraakpand, dat ook wel voorkomt.

2024-04-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

afbraak

sloping.

2024-04-29
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Afbraak

(bodemk.) In de bodem komen vele afbraakprocessen voor. Mineralen worden door hydrolytische processen en oxydaties afgebroken d.w.z. gesplitst in eenvoudiger delen. Organische stoffen, zoals resten van planten en dieren worden in hoofdzaak door microbiologische processen afgebroken tot eenvoudiger stoffen.

2024-04-29
Eerste Medisch Systematische Ingerichte Encyclopedie

Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)

Afbraak

veel gebruikte alhoewel eigenlijk verkeerde term voor „ontleding” van meer samengestelde scheikundige verbindingen (bijv. eiwitten) tot meer eenvoudige, zie onder lysis.

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Afbraak

s., ôfbraek.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afbraak

v., g. mv., 1. het afbreken, het slopen; een huis voor afbraak verkopen, verkopen om gesloopt te worden ; een schip voor afbraak aanwijzen ; 2. stenen, pannen, balken, planken, ijzerwerk van afgebroken gebouwen ; overblijfselen van gesloopte schepen.