Wat is de betekenis van addesjim?

2024-04-18
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

addesjim

(1901) (varianten: addesjem, addesjimelekijne) (Barg.) uitroepen van verbazing. Zie addenommeleheine*. • Addechimmelekijne! joolde Lepper mee. (Israël Querido: Levensgang, 1901) • Adesjem, wat heb ik misdaan, dat ik zoo getroffen word!... (Bernard Canter: Kalverstraat. 1904) • “Adeschim wat ’n weer!”, grom...

2024-04-18
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

addesjim

(< Hebr. adonai, de Heer + hasjem, de Naam), uitroep van verbazing, verontrusting, ontsteltenis: allemachtig!: ‘Wacht eve, as ze daar an ons ziet, dan lach ik ’r in ’r gezich, zal je d’r zien de pesjt inkrijge.’ ‘Maakt u geen heijbel!’ ‘Addessjim ze kijkt! ha-ha-ha-ha’, JUL. DE VRIES 34.