Wat is de betekenis van Aar, samentrekking?

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aar, samentrekking

I.v. (aren), samentrekking van ader ; alleen de verkleinvorm aartje is alg. in gebruik: er is een aartje gesprongen in mijn oog. II. samentrekking van ander, thans alleen gewestelijk en in volksliedjes bekend, en in elkaar en me-, malkaar, voor elkander en malkander.