Wat is de betekenis van aanwakkeren?

2025-07-15
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aanwakkeren

(wakkerde aan, heeft en is aangewakkerd), 1. (overg.) feller doen branden; — met aandrang sterker tot ijver opwekken, aansporen; 2. (onoverg.) toenemen in kracht of felheid, heviger worden (van de wind, van vuur, van gemoedsaandoeningen, neigingen enz.).

2025-07-15
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aanwakkeren

aanwakkeren - Werkwoord 1. aansporen De politicus probeerde de hulpvaardigheid van de mensen aan te wakkeren. 2. sterker worden Toen ze hem zo liefdevol zijn moeder zag verzorgen werd haar liefde voor hem weer aangewakkerd. ...

2025-07-15
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

aanwakkeren

aanwakkeren - regelmatig werkwoord uitspraak: aan-wak-ke-ren 1. het feller laten branden ♢ het vuur werd aangewakkerd door de wind 2. het krachtiger laten worden ♢ zijn haat is de laatste jaren...

2025-07-15
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Aanwakkeren

v., oanwakkerje; (van de wind), oanhelje, oanboazje; (van wind en regen), oansette; de wind wakkert aan, de wyn forhellet him.

2025-07-15
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2025-07-15
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aanwakkeren

('a:n) (wakkerde aan. aangewakkerd) 1. (heeft) sterk opwekken ; uw woord zal hem -. Syn. → aandrijven (1 2) 2. (is) sterker worden : de wind wakkert aan.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-15
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

aanwakkeren

aanwakkeren - (wakkerde aan, heeft en is aangewakkerd),I. (overg.) feller doen branden; met aandrang sterker tot ijver opwekken, aansporen; in kracht doen toenemen, sterker maken; II. (onoverg.) toenemen in kracht of felheid, heviger worden (van de wind, van vuur, van gemoedsaandoeningen, neigingen enz.).