Wat is de betekenis van aanvertrouwen?

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aanvertrouwen

(vertrouwde aan, heeft aanvertrouwd), minder gewoon dan toevertrouwen.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aanvertrouwen

vertrouwde -, h. -vertrouwd (toevertrouwen): iets iem. -, vol vertrouwen ter bewaring geven; minder in gebruik is: aanbetrouwen in deze bet.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aanvertrouwen

('a:n) (vertrouwde aan, heeft aanvertrouwd) toevertrouwen, doch minder alledaags. Syn. → toebetrouwen.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

aanvertrouwen

Aanvertrouwen - (vertrouwde aan. heeft aanvertrouwd), minder gewoon dan toevertrouwen.

2024-04-26
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Aanvertrouwen

zie Aanbetrouwen.